Dit blog...

Welkom op de website van Dini Commandeur. Als columniste heeft Dini een flink aantal columns voor verschillende bladen geschreven. Daarnaast schrijft Dini af en toe korte verhalen. Deze columns en verhalen zijn op deze website beschikbaar voor iedereen. Periodiek worden hier ook de nieuwste columns en verhalen gepubliceerd.

Archieven

01 Jan - 31 Dec 2023
01 Jan - 31 Dec 2022
01 Jan - 31 Dec 2021
01 Jan - 31 Dec 2020
01 Jan - 31 Dec 2019
01 Jan - 31 Dec 2018
01 Jan - 31 Dec 2017
01 Jan - 31 Dec 2016
01 Jan - 31 Dec 2015
01 Jan - 31 Dec 2014
01 Jan - 31 Dec 2013
01 Jan - 31 Dec 2012
01 Jan - 31 Dec 2011
01 Jan - 31 Dec 2010
01 Jan - 31 Dec 2009
01 Jan - 31 Dec 2008
01 Jan - 31 Dec 2007
01 Jan - 31 Dec 2006
01 Jan - 31 Dec 2005
01 Jan - 31 Dec 2004
01 Jan - 31 Dec 2003
01 Jan - 31 Dec 2002
01 Jan - 31 Dec 2001
01 Jan - 31 Dec 2000
01 Jan - 31 Dec 1999
01 Jan - 31 Dec 1998
01 Jan - 31 Dec 1997
01 Jan - 31 Dec 1996
01 Jan - 31 Dec 1995
01 Jan - 31 Dec 1994
01 Jan - 31 Dec 1993
01 Jan - 31 Dec 1991
01 Jan - 31 Dec 1990
01 Jan - 31 Dec 20
01 Jan - 31 Dec 08
01 Jan - 31 Dec 00

E-mail

Mail

Links

dini's site in english
dini's site in dutch
Veel meer columns
en nog meer columns
Leeskring
B9-Literatuur
Schrijverspunt

Zoek!

Overig

Powered by Pivot - 1.40.7: 'Dreadwind' 
XML: RSS Feed 

« Het mooiste gedicht | Home | In de hemel zijn geen… »

Een warm welkom

Woensdag 12 Oktober 2011 Het is weer zover: binnenkort vertrek ik opnieuw voor een paar weken naar Amerika, mijn “second homeland”. Ik verheug me er op. Maar het enige waar ik wel tegen op zie, is de reis. En niet zozeer de reis op zich, maar het wachten op de vliegvelden, de rijen bij douane, en het vaak botte gedrag van de douanebeambten.
Vorig jaar werd ik er chagrijnig van. Toen zat de angst voor terroristen zo diep. Dat was op Schiphol al te merken. Bij de gate liet de dame van de marechaussee geroutineerd haar handen over mijn lichaam glijden en vroeg waar we naar toe gingen, mijn reisgenote en ik. “Naar Florida,” zei ik, “Naar de zon.” “Gelijk heeft u, “ zei ze, en opnieuw gingen haar handen omlaag en weer omhoog. Tot drie keer toe voelde ik haar hand tegen mijn, wat men wel noemt “intieme zone” duwen. Kalm blijven, maande ik mezelf. Hoewel ik eigenlijk zeker wist dat dit geen normale gang van zaken is. Na één controle, en misschien voor de zekerheid nóg een keer daar langs moest het toch wel duidelijk zijn dat ik op die plaats niets had verborgen. Geen drugs, en ook geen explosieven, nee, daar zou echt niets ontploffen, geen vuur ontbranden. Maar ik wilde geen gedoe, dus maakte ik geen stampij. Ik wilde het vliegtuig in, ik wilde rust, en misschien naar een film kijken. En ik wilde doezelen. Ik was moe en dus geïrriteerd door die hand tussen mijn benen. Irritatie tussen zoveel mensen in uniform, dat kon ik niet hebben. Dus hield ik mijn mond, en keek medelijdend naar een meisje dat blijkbaar ook een slachtoffer was geworden van de terroristenangst. Wel drie beambten stonden haar bagage uit te pluizen en zelf werd ze in een kleedkamertje verder onderzocht. Het had me niet eens verbaasd als er nog een drugs- of explosievenhond was bijgehaald. Maar nee, zo ver gingen de beambten niet. Later zag ik het meisje het vliegtuig binnengaan. Ik vroeg me af of ze in Washington zou worden opgewacht door mensen van de beveiliging. Want terwijl wij in de lucht zaten, werden onze gegevens gecheckt. Dat schijnt ook bij de beveiliging te horen.  Als men een passagier niet vertrouwt, wordt hij of zij opgewacht en verhoord. Ondanks het feit dat men via ESTA (Electronic System for Travel Authorization) toestemming heeft gekregen om Amerika binnen te komen.
We waren in het vliegtuig en de reis ging voorspoedig. We doezelden, ik keek naar de Disneyfilm “Beauty and the Beast”, we aten kip met rijst, en de gezagvoerder meldde dat we op tijd op Washington Dulles zouden landen.
Ik verheugde me er op, daar weer te zijn. De laatste keren reisden we via Atlanta, en dat vliegveld is me te groot. Het verplaatsen van die mensenmassa’s via de treinen en roltrappen, het gehaast, de hectiek. Aan Washington bewaarde ik betere herinneringen. Gemoedelijkheid. Niet het snauwen van het personeel in Atlanta als je naar de rij voor de douaneformaliteiten wordt gewezen, niet de wantrouwende blikken als je door zo’n meneer of mevrouw wordt ondervraagd. Nee, Atlanta is geen Washington, riep ik altijd.
We landden dus op Washington Dulles. We liepen door een vrijwel lege gang naar de douane, douaneformulier en paspoort in de hand. Het was rustig. Geen lange rij, maar tot mijn ontsteltenis wel een zeer botte beambte. Nee, natuurlijk mochten mijn reisgenote en ik niet bij elkaar blijven. We werden apart ondervraagd, op de foto gezet, en er werden vingerafdrukken van alle vingers genomen. De beambte was wantrouwend en wilde ook niet zeggen wat ik met het ingevulde douaneformulier moest doen, maar dat merkten we even later zelf wel. Inleveren bij een even botte collega. Daarna haalden we onze koffers die we vervolgens op een bagageband moesten zetten. De man die ons daarbij hielp was de eerste vriendelijke persoon die we zagen sinds we waren geland. “Denk om uw rug,” waarschuwde ik. Mijn koffer was zwaar, en ik had medelijden met de man. Wat een rotbaan had hij. De hele dag zware koffers op een lopende band zetten, met de hele dag gefrustreerde reizigers en chagrijnige douanebeambten om zich heen. Er waren intussen blijkbaar meer vliegtuigen geland. In deze hal, de laatste controle, was het erg druk. Rijen met vermoeide mensen die na lang wachten eindelijk hun schoenen en jassen uit konden doen. Tassen op de band, spullen in mandjes.
We werden toegeschreeuwd en opgedreven. “It feels like we are cattle,“ zei ik verbijsterd tegen de vrouw die achter me in de rij stond, en ze beaamde het zuchtend. Dit was afschuwelijk. Was dit het gemoedelijke Washington Dulles? Was dit Amerika? “Mijn” Amerika, waar ik altijd zo graag naar toe ging? Wat was er gebeurd? Waar was de vriendelijkheid, de humor, de gastvrijheid, het warme welkom? Dit was vele malen erger dan het vliegveld van Atlanta. “Opschieten,” werd er weer geroepen. En weer iemand anders zei dat we voordrongen, maar dat was niet waar, we werden gedwongen om naar een andere rij te gaan. Dit was niet leuk, al die boze gezichten, die kwade ogen, zonder een sprankje begrip of een spoortje menselijkheid. En zo voelde het ook, alsof wij geen mensen waren…
Waarom wil ik nog naar Amerika, vroeg ik me af terwijl een Beagle aan mijn rugzak snuffelde. Ik had geen idee waar het hondje naar zocht, maar hij rook niets wat verboden was en zijn begeleidster nam hem mee naar de volgende tas. Intussen naderden wij de controle en ik deed mijn schoenen in de mand, snel, snel, jas, tas, rugzak er bovenop. Om me heen hoorde ik geschreeuw en gesnauw. “This looks likes the vestibule of hell, I think”, mompelde de vrouw achter me in mijn oor. “You are so right, ” fluisterde ik terug. Sta er boven, maande ik mezelf. Hier werken waarschijnlijk allemaal mensen die tegen een burn-out aan zitten.
Verslagen keek ik naar de controleur, maar hij zag me niet eens. Ik was geen mens, ik was een van de vele gezichtslozen die hier dagelijks door de detectiepoort lopen, snel, snel. De detectiepoort maakte geen geluid, we konden onze spullen pakken. Schoenen aan en we maakten dat we weg kwamen uit dit oord der verschrikking. Vlug liepen we een lange gang door. Met niemand achter ons, in de douanehal was de boel blijkbaar gestagneerd.
Ik had er geen zin meer in. Amerika hoefde voor mij niet meer. Dit was de laatste keer, besloot ik. Het was over en uit met mijn liefde voor dit land. Geen ESTA formulier, geen ongewenste intimiteit op Schiphol, geen botte douanebeambten op welk airport dan ook, geen mensenmassa’s, geen wantrouwige ondervragingen, geen onbeleefdheden, geen geschreeuw meer voor mij. Genoeg is genoeg.
Aan de lange gang kwam een einde, er was een deur, een grote hal. Nu moesten we zien uit te vinden waar de gate was voor onze volgende vlucht. Een informatiescherm hing naast de deur. Ernaast stond een bejaarde man in uniform. Hij keek me aan en glimlachte. “Good-afternoon, can I help you, honey? “ vroeg hij.
Hij was de man die het weer goed maakte. Hij zal het nooit weten, maar híj maakte de weg weer vrij voor de volgende reis naar Amerika. Hij, en even later ook een paar van zijn landgenoten zorgden ervoor dat ik tóch weer de lange reis naar de States wil maken. Om me te verwonderen over dit immense land van grote tegenstellingen. Het land van de grootse natuur en het vele beton. Van hoog in de lucht zwevende adelaars, en van piepkleine vogeltjes die mij ’s ochtends onder mijn raam wakker kwetteren. Amerika, het land van grote rijkdom en diepe armoede.
Ja, de tegenstellingen zijn enorm in dit land, ook onder mensen. Maar overal zijn aardige en vervelende mensen en ik herinnerde me een les van vroeger: “Vergeet narigheid, waardeer het goede.” Dus besloot ik alle narigheid te vergeten en me over te geven aan alles wat ik waardeerde aan dit land.
Ik kreeg voor die gedachte een beloning in de vorm van een omhelzing. Want bij onze gate praatte ik een poosje met een Amerikaanse mevrouw en toen we afscheid namen kreeg ik als welkom in the States `a big hug´. Maar eigenlijk was niet zij het die me knuffelde. Zij was de verpersoonlijking van het warme deel van haar land. Het was het mooie, hartelijke, tedere Amerika dat me omhelsde. Het land legde haar armen om me heen, hield me stevig vast, drukte me tegen zich aan en liet me niet meer los.
 

Design and implementation by Focusys