Dit blog...

Welkom op de website van Dini Commandeur. Als columniste heeft Dini een flink aantal columns voor verschillende bladen geschreven. Daarnaast schrijft Dini af en toe korte verhalen. Deze columns en verhalen zijn op deze website beschikbaar voor iedereen. Periodiek worden hier ook de nieuwste columns en verhalen gepubliceerd.

Archieven

01 Jan - 31 Dec 2023
01 Jan - 31 Dec 2022
01 Jan - 31 Dec 2021
01 Jan - 31 Dec 2020
01 Jan - 31 Dec 2019
01 Jan - 31 Dec 2018
01 Jan - 31 Dec 2017
01 Jan - 31 Dec 2016
01 Jan - 31 Dec 2015
01 Jan - 31 Dec 2014
01 Jan - 31 Dec 2013
01 Jan - 31 Dec 2012
01 Jan - 31 Dec 2011
01 Jan - 31 Dec 2010
01 Jan - 31 Dec 2009
01 Jan - 31 Dec 2008
01 Jan - 31 Dec 2007
01 Jan - 31 Dec 2006
01 Jan - 31 Dec 2005
01 Jan - 31 Dec 2004
01 Jan - 31 Dec 2003
01 Jan - 31 Dec 2002
01 Jan - 31 Dec 2001
01 Jan - 31 Dec 2000
01 Jan - 31 Dec 1999
01 Jan - 31 Dec 1998
01 Jan - 31 Dec 1997
01 Jan - 31 Dec 1996
01 Jan - 31 Dec 1995
01 Jan - 31 Dec 1994
01 Jan - 31 Dec 1993
01 Jan - 31 Dec 1991
01 Jan - 31 Dec 1990
01 Jan - 31 Dec 20
01 Jan - 31 Dec 08
01 Jan - 31 Dec 00

E-mail

Mail

Links

dini's site in english
dini's site in dutch
Veel meer columns
en nog meer columns
Leeskring
B9-Literatuur
Schrijverspunt

Zoek!

Overig

Powered by Pivot - 1.40.7: 'Dreadwind' 
XML: RSS Feed 

« Fijne feestdagen | Home | Op de hurken naast Ve… »

Een bestseller

Donderdag 22 December 2016 Op 1 december gaf Harold het op. Al had hij nog graag uren, dagen, maanden en als het moest jaren achter zijn computer willen zitten om aan zijn boek te werken. Tot de laatste zin was geschreven en hij het manuscript naar een uitgever zou sturen. Natuurlijk zou zijn werk daar met groeiende interesse worden gelezen, en zou hij worden uitgenodigd voor een gesprek. En niet lang daarna, terwijl hij nog wat correcties uitvoerde, was de voorbereiding voor een uitgave al in volle gang. Na een poosje werd het boek gepresenteerd. De recensies waren lovend. Het boekenpanel van 'De Wereld Draait Door' was laaiend enthousiast en dus was het lezerspubliek dat ook: in een mum van tijd stond zijn werk met stip in de boeken top tien.
Het was een mooie droom, maar de werkelijkheid was anders. Zeker, hij schreef. Er was genoeg te vertellen, per slot. Zijn notitieboekjes stonden altijd vol ideeën, krabbels, en korte zinnen. Aan inspiratie had hij geen gebrek. Het ontbrak hem echter wél aan doorzettingsvermogen als de draad van het verhaal hem ontglipte. Dan verwijderde hij de complete tekst, en probeerde het opnieuw. Maar zijn droom om een groot schrijver te worden, sneuvelde keer op keer als het verhaal niet weer op gang kwam. Ook nu. Misschien was schrijven toch niet helemaal zijn ding, dacht hij. Misschien kon hij het schrijven maar beter loslaten en zijn droom vergeten. Op 1 december gaf hij het dus op. Geen geschrijf meer, geen gezwoeg, geen gedroom, het was over en uit.
Maar toch. Het bleef knagen. Want schrijven kon ook zo heerlijk zijn. Die flow, als de vaart er lekker in zat. Die zaligheid als er een mooie zin op het computerscherm verscheen… Schrijven was trouwens ook een uitlaatklep. Als hij 's avonds lekker had geschreven kon hij de volgende dag veel beter omgaan met sores en werkstress.

Hij werkte in een zorginstelling waar mensen woonden die jarenlang dakloos waren geweest. De meesten waren op leeftijd en hun levenswijze was nog steeds niet bepaald gezond. Allemaal hadden ze meerdere kwalen, maar om op hun leeftijd alsnog te stoppen met roken, drinken en blowen vonden ze nutteloos. Dus werd er lustig op los gepaft, dronk men stiekem meer dan de toegestane biertjes of borrels, en blowde men vrolijk in het tuinprieel. De enkele harddruggebruikers gingen regelmatig naar hun dealer. Op de scootmobiel en met het gezicht op de 'niets aan de hand' stand. Ze waren lang niet altijd met het verboden spul te betrappen, maar als dat wel gebeurde waren de rapen gaar. Want de sancties die op overtredingen stonden, waren niet mals en zorgden vaak voor oeverloos gediscussieer, geschreeuw of gescheld.
Er waren sowieso veel ruzies in deze tijd van het jaar. December was een moeilijke maand. Het begon meteen al. Twee bewoners waren aan het bakkeleien over wie er Sinterklaas mocht zijn. "Jullie zoeken het maar uit," zei Harold. Pas toen de heren met elkaar op de vuist gingen greep hij in. De één mocht 's morgens Sinterklaas zijn, de ander 's middags.
Ze waren het er niet mee eens, met als resultaat een Sinterklaasdag met twee sikkeneurige Sinten. Zwarte Piet was trouwens ook niet blij want hij moest optreden in de roetvegen stijl, terwijl hij een aanhanger was van de oude stijl. Het Sinterklaasfeest was dit jaar geen succes, evalueerde de leiding. Volgend jaar moest het dus anders.

Met kerst in zicht zou je eigenlijk wat meer vredelievendheid verwachten, dacht Harold, maar niets was minder waar. Er werd gepest en gesard, met veel verbaal geweld. Harold was de hele dag aan het sussen. "Het zijn ondankbare en ontevreden sukkels," zei Kees, een van de bewoners die niet aan het geruzie meedeed. "Het gaat wel weer over," zei Harold. "Voor veel mensen is december nu eenmaal een moeilijke maand." "Sfeerbedervers," vond Kees. Hij hoestte. "Je moet maar eens naar de dokter met die hoest, Kees," zei Harold. "Dit duurt veel te lang." Kees wuifde die opmerking weg. "Niets aan de hand," mompelde hij.

Maar Kees vergiste zich. Hij bleef hoesten, en voelde zich niet goed. Dat was vreemd, want hij was, zei hij altijd, nog nooit van zijn leven ziek was geweest. Al was hij in de zeventig en had hij een turbulent leven geleid. Werken voor de kost had hij nauwelijks gedaan. De fles had de grootste rol in Keessies bestaan gespeeld. "Je kunt je beter doodzuipen dan je doodwerken," was zijn devies. Nu was er echter iets goed mis met Kees, want hij liet, tot ontzetting van zijn maten, zijn borrel staan. Harold bracht hem naar de dokter. Hij mocht mee de spreekkamer in, maar Kees wilde hem niet bij het onderzoek hebben. Dus zat Harold braaf in de wachtruimte tot Kees eindelijk weer te voorschijn kwam. Een recept in de trillende handen. Hij bleef vaag over wat de dokter precies had gezegd, maar hij was wel erg ziek, zei hij. Hij beweerde zelfs dat hij op zijn laatste eindje liep. Harold nam die opmerking met een fikse korrel zout. Kees was een kampioen in het overdrijven, dus het zou wel een gewoon griepje zijn.

Maar Kees was ziek en het was geen gewoon griepje. Zijn kamer was vol vrienden, die hem sinaasappels en slappe thee opdrongen. Kees was echter te ziek om ook maar iets te willen eten en drinken. De vrienden waren zeer bezorgd. Dit kwam niet goed, dat was duidelijk. De dokter kwam langs, mompelde iets over een longontsteking en schreef nieuwe medicijnen voor. En Kees moest rust hebben, zei hij. Dus hield Harold de vrienden tegen. Ze mochten alleen op afspraak heel even op bezoek, een voor een. Op hun tenen liepen ze dan naar binnen, fluisterden dat Kees gauw weer beter moest worden, en verdwenen weer als er geen antwoord kwam. Als hij geen zin had in bezoek deed Kees vaak alsof hij sliep, ontdekte Harold. Maar als Harold een poosje bij hem kwam zitten was hij klaarwakker. Ze voerden dan diepzinnige gesprekken. Over het leven en de dood. Hij was er klaar voor, zei Kees. De dood schrok niet af, hij was niet bang. Maar hij zou zijn leven wél over willen doen, dat weer wel. En dan veel zaken anders aanpakken. "Niet meer drinken?" vroeg Harold. Maar dat was het niet eens, zei Kees. Hoewel… Hij was natuurlijk wel door drank zijn gezin kwijtgeraakt. Had jaren geen contact gehad en ook nooit zijn best gedaan zijn gezin weer op te sporen. Maar de laatste jaren keek hij vaak naar tv programma's als 'Spoorloos' en 'DNA onbekend'. Af en toe vroeg hij zich dan af of hij toch niet maar eens moest gaan zoeken. Aan de andere kant: blijkbaar had niemand ooit naar hem gezocht. Hij werd dus niet gemist. En trouwens, wat moet je tegen elkaar zeggen na zoveel jaren van stilte? "Nee, het is beter zo," zei hij. "Maar stel dat ze op een dag toch voor je deur staan, laat je ze dan niet binnen?" vroeg Harold. Kees ging er niet van uit dat zijn gezin ooit voor zijn deur zouden staan. Maar als dat wél zou gebeuren, dan liet hij ze binnen, absoluut.

Zijn verhaal liet Harold niet los. Stel dat die kinderen hun vader nog wilden zien nu het nog kon. Als je Kees mocht geloven was hij op sterven na dood. En het minste wat Harold nu kon doen was die kinderen proberen op te sporen. Maar hoe hij ook zocht en speurde, er was nergens iets te vinden over het gezin van Kees. Langs zijn neus weg vroeg hij om informatie bij de maten van Kees. Hoe lang kenden ze Kees eigenlijk? Al van de tijd dat Kees nog bij zijn gezin woonde? "Gezin?" vroegen de vrienden stomverbaasd. Had Kees aan Harold verteld dat hij een gezin had? Ze barstten ze in lachen uit. Kees hád helemaal geen gezin. Maar wel veel fantasie. Nee hoor, benadrukten ze, Kees had geen gezin, dat wisten ze zeker.
Maar Harold twijfelde. Kees had zijn bekentenis in een kwetsbare periode gedaan. Hij was ziek en zwak geweest. Dronkaards en kinderen spraken altijd de waarheid, volgens een spreekwoord. Misschien gold dat ook voor zieke en zwakke mensen.

Intussen ging het toch weer beter met Kees, en met kerst at hij zelfs een klein beetje van het kerstmaal.

Op oudejaarsdag bracht Harold hem een paar oliebollen. Kees at ze met smaak op. Hij was weer bijna zo goed als nieuw, zei hij. Maar hij was door het oog van de naald was gekropen. Hij had de dood in de ogen had gekeken maar was tóch Magere Hein te vlug af was geweest. Dit was Kees ten voeten uit. Verzinnen en overdrijven. Als Harold hem nu zou vragen of het waar was van dat gezin, dan zou alles wat Kees vertelde een verzinsel kunnen zijn. Toch begon Harold erover. Hij vertelde eerlijk dat hij getracht had de kinderen van Kees op te sporen, en dat dat niet was gelukt. Hij was op alle reacties voorbereid: Kees zou zijn schouders kunnen ophalen, net doen alsof hij niet meer wist wat hij had verteld. Of misschien zou hij in lachen uitbarsten en zeggen dat Harold er mooi was ingetuind.
Maar Kees lachte niet, en haalde ook zijn schouders niet op. Hij zweeg een poosje. Toen zei hij: "Die kinderen te zien," zei hij. En zweeg weer even. "Die kinderen te zien, dat was een droom, Harold. Dat zal nooit gebeuren," zei hij toen. "Waarom niet?" vroeg Harold. "Harold," zei Kees, "Ik heb geen kinderen. Het gezin waar ik het over had, was het gezin waar ik zelf in ben opgegroeid. En dat was geen warm gezin, maar een gezin met ruzie en geweld door een drankzuchtige vader. Hij vertrok toen ik veertien jaar was. Wij waren blij van die tiran verlost te zijn. Maar er was al teveel schade aangericht. Het gezin viel uiteen, en ik raakte zelf aan de drank. Via via hoorde ik weleens iets over de familie en ook dat waren geen vrolijke verhalen. Daarom heb ik nooit meer contact gezocht, ik had zelf al genoeg zorgen." Hij zweeg weer even en vervolgde toen: "Toch, ondanks alles, had ik graag een gezin willen hebben. Het hoefde niet eens mijn eigen vlees en bloed te zijn. Als het maar een warm en gezellig gezin was. Als er maar gelachen werd en er aandacht voor elkaar was. Helaas, het was niet voor mij weggelegd. Het was een droom," zei Kees. "Was?" vroeg Harold. "Ja," zei Kees. "Een droom die ik lang geleden heb losgelaten. Op een gegeven moment wordt men te oud om een droom te koesteren, weet je. Daarom, als ik je een raad mag geven: als je je dierbaarste wens in vervulling wilt laten gaan, ga er dan voor. Een droom koesteren is mooi, maar als je er niet aan gaat werken gebeurt er ook niks. Kijk maar naar mij: ik heb nooit getracht een gezin te stichten, en nooit geprobeerd om weer in contact met mijn broers en zussen te komen. En dat terwijl ik misschien wel leuke neven en nichten heb die gezellig op bezoek willen komen. Maar wat ik nu heb zijn een paar maten die niet helemaal helder meer zijn. En verder natuurlijk de zorg en aandacht van de mensen die hier werken en van de vrijwilligers. Daar ben ik blij mee. Ik kom niets tekort, en ik zal niet klagen. Ik had mijn familie per slot kunnen gaan zoeken." "Het is nooit te laat," zei Harold. Hij stond op. "Je kunt altijd proberen ze te vinden. Wat heb je verliezen?" Hij dacht nu ook aan zichzelf. Wat had hij te verliezen als hij niet alsnog zijn eigen droom probeerde waar te maken en een boek te schrijven? Op een bestseller rekende hij niet meer. Er waren te veel goede auteurs met wie hij zich niet kon meten. Maar was dat een reden om nooit meer te schrijven? Terwijl de inspiratie bijna letterlijk om hem heen was en de ideeën voor het oprapen lagen? Zeker, schrijven was zwoegen, zweten, schrappen en als je het schrijven kunt laten dan moest je het laten, was een regelmatig gehoord advies. Maar toch… de flow en de oneindige voldoening als het goed ging. "Gewoon doen," zei hij tegen Kees, maar nog meer tegen zichzelf. Kees knikte. Hij was het met Harold eens. Als je niets doet, gebeurt er ook niets. Hij zou proberen zijn familie op te sporen, en dan afwachten hoe ze zouden reageren. "Nee heb je, ja kun je krijgen," zei hij. "Precies," zei Harold.
Even later zat zijn dienst er op en kon hij naar huis. Het was oudejaarsavond. Morgen begon het nieuwe jaar. Dan zou hij weer beginnen met schrijven, precies een maand nadat hij was gestopt. Hoewel, waarom wachten tot morgen? Hij kon nu alvast trefwoorden opschrijven. En dat ene idee, dat hij zolang in zijn hoofd had gaan uitwerken, vooral dat. Hij haastte zich naar huis, hij wilde schrijven. Hij had er weer zin in.
 

Design and implementation by Focusys