Plankenkoorts
Donderdag 20 December 2018 Het was kerstavond. En opnieuw was er in het kleine theater van de stad een mooie uitvoering geweest van de kerstmusical met zangers en acteurs van de daklozenopvang. En elk jaar begeleidde Joost als regisseur de cast vanaf de eerste minuut naar een mooie uitvoering.
Door de ondersteuning van professionele musici en koorleden waren de kerstmusicals inmiddels een begrip in de stad. De kaartjes waren altijd uitverkocht, ook dit jaar. En nu was het alweer voorbij. De spelers, de musici van het Leger des Heils, en de koorleden waren het succes van de uitvoering in de koffiezaal aan het vieren, nog steeds met zang en muziek. Het publiek had de zaal verlaten, op één bezoekster na. Zij zat een beetje verscholen achter een pilaar en keek toe hoe Joost en de toneelmeester de laatste decorstukken van het toneel haalden. Joost merkte haar niet op. De toneelmeester wel. “Weet je nog,” vroeg hij aan Joost, “De allereerste uitvoering? Al dat gedoe?” Joost knikte. Die eerste uitvoering zou hij nooit vergeten. “En Maria. Het meisje Maria. Herinner je je haar nog?”
Hoe zou hij haar ooit kunnen vergeten? Het meisje dat de allereerste kerstvoorstelling had gered toen de actrice die de rol van Maria speelde na een zoveelste driftbui was weggerend, hysterisch gillend dat ze nooit weer zou terugkomen. En dan waren er de beide 'Jozef' acteurs die de boel verstierden. De eerste had de gewoonte om zich voor een repetitie moed in te drinken, en stond steevast met een stevige kegel op het toneel. Zijn opvolger had een hekel aan uniformen en stak daarom automatisch de middelvinger op naar elke heilssoldaat in uniform. Dat was niet wenselijk, vooral omdat de Leger des Heilskorpsleden allemaal in uniform op de uitvoering zouden verschijnen. Dus moest ook deze Jozef er uit, en had Joost helemaal geen hoofdrolspelers meer. De actrices stonden in de rij voor de rol van Maria. Een paar acteurs wilden graag Jozef zijn, (gegarandeerd zonder kegel, zwoeren ze) maar Joost besloot om zelf de rol van Jozef op zich te nemen. En hij vroeg een meisje van het jongerenkoor voor de rol van Maria. Zij had de juiste uitstraling, en een prachtige stem. Dit meisje was de perfecte Maria. Maar het probleem was, dat ze helemaal geen Maria wilde zijn.
Ze leed aan plankenkoorts, vertelde ze. En niet zo zuinig ook. Ze was heus niet bang uitgevallen, maar acteren en solo zingen? Voor geen goud!
Hij liet zich niet afschepen en paste tenslotte morele chantage toe. De uitvoering móest doorgaan. Ook om de andere acteurs, die zo hun best hadden gedaan, en zo weinig pleziertjes in hun leven hadden, zei hij. Daklozen mochten toch ook wel eens in een kerstmusical spelen en een onvergetelijk mooie kerst meemaken? Hij bespeelde haar geweten. Dat was niet netjes, hij wist het. Maar dít meisje was zó honderd procent een Maria, dat hij alleen háár naast zich op het toneel wenste. En als zij niet wilde, dan gooide hij de handdoek in de ring en zou er geen uitvoering komen, zei hij. Toen zwichtte ze. Bibberend van de plankenkoorts stond ze eerst alleen met hem en de pianist de stukken in te studeren. Dat ging goed, en de repetities verliepen bijna vlekkeloos. En de uitvoering kon niet beter.
Joost herinnerde zich de staande ovatie. En haar stralende ogen. Haar gelukkige lach.
Ze was hem in die tijd zo dierbaar geworden. Hij had hoop gekoesterd op een gezamenlijke toekomst, hij meende in haar ogen toch echt iets te zien wat daar op wees. Maar er kwam geen duidelijk signaal van haar kant. En ook niet van zijn kant, besefte hij later. Toen hij haar op een dag wilde bellen, klopte het telefoonnummer niet meer. Ook haar e-mailadres was weg. En niemand van de koorleden en kennissen wist waar ze was. Er gingen geruchten rond over haar vader, maar geruchten boeiden Joost niet.
Al zijn pogingen haar te vinden bleken vruchteloos. Ze was spoorloos.
Het leven ging door, met alle ups en downs. En elke kerst was er de kerstmusical met de mensen van de daklozenopvang. Altijd was er wel gedoe, gebeurden er gekke dingen. Elk jaar was weer anders, maar één ding bleef hetzelfde: het gemis van 'zijn' volmaakte Maria. Een gemis dat elk jaar groter leek te worden.
De toneelmeester haalde het laatste decorstuk van het podium en nam afscheid. “Ik laat het licht nog wel even aan,” zei hij, en wees naar de vrouw die nu langzaam naar het toneel liep. “Want ik denk dat je bezoek krijgt.” En weg was hij.
In de koffiezaal begonnen de zangers en acteurs te joelen toen ze ontdekten dat het sneeuwde. Iemand zette “Let it snow, let it snow” in, en iedereen zong mee.
Zij stond nu bij de eerste rij stoelen, vlak voor het toneel. Hij slikte. Zij was het. “Maria,” zei hij. Ze groette niet, begon snel en nerveus te praten. Ze vertelde over de reden van haar 'verdwijning'. De plotselinge arrestatie en veroordeling tot gevangenisstraf van haar vader. De impact daarvan op haar, haar moeder en haar zusjes. Zij had haar kamer opgezegd, was weer bij haar moeder en zussen gaan wonen. Er waren harde reacties van de omgeving. Er kwam een verhuizing naar een andere stad. En er was de schaamte. Ze ratelde maar door, trillend van nervositeit. Hij stak zijn hand naar haar uit. Ze zweeg. “Kom bij me,” zei hij. En toen ze aarzelde: “Of heb je weer last van plankenkoorts?” Ze keek hem onzeker aan. Toen vermande ze zich. Nee, ze had géén plankenkoorts. Ze greep zijn hand en sprong op het podium. En ze lachte.