Dit blog...

Welkom op de website van Dini Commandeur. Als columniste heeft Dini een flink aantal columns voor verschillende bladen geschreven. Daarnaast schrijft Dini af en toe korte verhalen. Deze columns en verhalen zijn op deze website beschikbaar voor iedereen. Periodiek worden hier ook de nieuwste columns en verhalen gepubliceerd.

Archieven

01 Jan - 31 Dec 2023
01 Jan - 31 Dec 2022
01 Jan - 31 Dec 2021
01 Jan - 31 Dec 2020
01 Jan - 31 Dec 2019
01 Jan - 31 Dec 2018
01 Jan - 31 Dec 2017
01 Jan - 31 Dec 2016
01 Jan - 31 Dec 2015
01 Jan - 31 Dec 2014
01 Jan - 31 Dec 2013
01 Jan - 31 Dec 2012
01 Jan - 31 Dec 2011
01 Jan - 31 Dec 2010
01 Jan - 31 Dec 2009
01 Jan - 31 Dec 2008
01 Jan - 31 Dec 2007
01 Jan - 31 Dec 2006
01 Jan - 31 Dec 2005
01 Jan - 31 Dec 2004
01 Jan - 31 Dec 2003
01 Jan - 31 Dec 2002
01 Jan - 31 Dec 2001
01 Jan - 31 Dec 2000
01 Jan - 31 Dec 1999
01 Jan - 31 Dec 1998
01 Jan - 31 Dec 1997
01 Jan - 31 Dec 1996
01 Jan - 31 Dec 1995
01 Jan - 31 Dec 1994
01 Jan - 31 Dec 1993
01 Jan - 31 Dec 1991
01 Jan - 31 Dec 1990
01 Jan - 31 Dec 20
01 Jan - 31 Dec 08
01 Jan - 31 Dec 00

E-mail

Mail

Links

dini's site in english
dini's site in dutch
Veel meer columns
en nog meer columns
Leeskring
B9-Literatuur
Schrijverspunt

Zoek!

Overig

Powered by Pivot - 1.40.7: 'Dreadwind' 
XML: RSS Feed 

« Het geloof in wondere… | Home | De laatste »

Niet normaal zo aardig…

Interface 2009 nummer 1 Zondag 15 Februari 2009

In Augustus vorig jaar waren we een paar dagen in de mooie stad Nijmegen. En daar, om precies te zijn op een pleintje dat Doddendaal heet, maakte ik een smak, omdat ik een kuil in de stoep niet zag.

Het was een beste smak: de linkervoet zwol meteen op, en de rechter werd ook al blauw. Er waren schaafwonden op het rechterbeen, de knie bloedde, en een paar ribben deden pijn. Maar die rechterkant was niet zo heel erg, die linkervoet, daar zou ik problemen mee krijgen, dat werd meteen al duidelijk. Terug in het hotel riepen de receptionistes ach en wee en haalden de verbandtrommel tevoorschijn. De schaafwonden werden ontsmet, er kwam een pleister op de knie en een ijszak op de gekneusde linkervoet. Ze waren zo aardig, die meisjes.

’s Avonds gingen we naar mijn zus en zwager in Didam, maar ik kon nauwelijks meer lopen. Mijn zusje legde mijn voet omhoog en belde de dokterswacht. Zij was een paar jaar geleden ook gevallen en had een botje bij haar grote teen gebroken, zij was dus ervaringsdeskundig.

Bij mij bleek een middenvoetsbeentje gebroken te zijn, en de verpleegster verpakte mijn been tot de knie vakkundig in het gips. Dat moest een week blijven zitten, zei ze, en daarna moest ik vijf weken in het loopgips. Ze was zo zorgzaam en aardig, die zuster.

De volgende dag gingen we naar huis, en er brak een week aan waarin ik erg afhankelijk was van de mensen om me heen. Maar ik kreeg, behalve antitrombose prikken, ook bloemen, kaarten en veel aandacht, en werd als een prinses behandeld.

Na die week gingen we naar de gipskamer van ons “eigen” ziekenhuis, waar het gewone gips werd verwijderd en terwijl de gipsmeester de zaag erin zette, keek ik om me heen. De omgeving boeide me meer dan die lawaaiige zaag, zo dicht bij mijn been. Mijn oog viel op een A-viertje dat aan de muur hing: “Botheid leidt tot breuken,” stond er op.

Maar van botheid had ik geen last. Integendeel. Nog nooit waren mensen zo vriendelijk als in de tijd dat mijn been in het gips was. Ondanks het loopgips zat ik nog regelmatig in een rolstoel, bijvoorbeeld als we naar de stad of naar een braderie gingen. En het was boeiend om een poosje mee te maken hoe mensen omgaan met iemand die in een rolstoel zit. Hoewel de meeste mensen dus vriendelijk waren, waren er ook die zich geen houding wisten te geven. In winkels, terwijl ik de boodschappen betaalde, wilden sommige verkoopsters weleens het wisselgeld aan mijn echtgenoot teruggeven. Ook gebeurde het dat men tegen me sprak als tegen een klein kind, alsof ik niet alleen een gipsbeen had, maar er meer aan me mankeerde. We ontdekten dat niet elke winkel rolstoelvriendelijk is, en de stoepen in sommige winkel­straten zijn een regelrechte ramp. Nog nooit had ik gemerkt hoeveel mensen in het wilde weg hun fiets op stoepen in winkelstraten parkeren, opvallend veel damesfietsen trouwens. En kom er dan maar eens langs in een rolstoel. De losse tegels en richels in de stoepen zijn ook een probleem. “Mijn” rolstoel was niet zo stabiel en het gebeurde regelmatig dat hij bijna omsloeg. Ik was elke keer blij weer heelhuids thuis te komen na een ritje met de rolstoel, het was constant opletten. Maar op een goede dag werd het gips verwijderd, en kon de rolstoel weer ingeleverd worden bij de thuiszorgwinkel. ”Wees voorzichtig,” waarschuwde een kennis. Zij had de knie van haar “goede” been geruïneerd door, toen zij soortgelijke problemen had gehad, teveel op haar gezonde been te leunen. Het zal nooit meer helemaal goed komen met die knie, en daarom raadde zij me aan om voorlopig een kruk te gebruiken. Ik nam die raad ter harte. En opnieuw viel me op dat men zo aardig was als ik met de kruk door het centrum liep. Automobilisten stopten voor me als ik moest oversteken, of dat nu bij een zebrapad was of niet. In winkels hield men de deur voor me open. Ik waande me in Amerika. Op een paar uitzonderingen na was het bijna niet normaal hoe aardig iedereen toch was.

Nog één keer moest ik voor controle naar het ziekenhuis. De breuk was geheeld, de kneuzingen niet.” Dat kan lang duren,”zei de dokter. Ik moest rekenen op een half jaar, misschien wel een jaar.

Het duurde dus een poosje maar gaandeweg ging het beter. Op een dag had ik de kruk niet meer nodig, en werd ik niet meer als halfinvalide beschouwd. Toen merkte ik weer hoe Nederlanders óók kunnen zijn. Ik kreeg weer te maken met onbeleefdheid, en met botheid die tot breuken kan leiden. En toen ik voor het eerst zonder kruk naar mijn favoriete winkelstraat ging, werd ik een paar keer bijna door een stoepfietser omver gereden, was getuige van een bijna-vechtpartij en kwam ik gedesillusioneerd thuis. Na weken verwend te zijn geweest door mijn aardige stadgenoten, zag ik nu ook weer eens een andere kant van mijn medeburgers. En ik was er niet blij mee.

Maar een paar weken later, toen ik op een avond van het station over een donker pad naar huis liep, werd ik geholpen door een paar aardige Marokkaanse jongens, want door mijn nachtblindheid zag ik vrijwel niets. Die jongens lichtten me bij met hun fietslampen, want ik zou zomaar een smak kunnen maken op dat hobbelige pad. En om nu wéér met een been in het gips te lopen… liever niet.

En zo kwam ik tot de conclusie dat in elke leeftijdsgroep aardige behulpzame mensen zijn. Of je nu met een kruk loopt of niet. En dat mensen doorgaans erg vriendelijk en behulpzaam zijn voor anderen met een kruk of in de rolstoel, maar ook dat diezelfde mensen erg nieuwsgierig of onbeleefd kunnen zijn als het leed weer geleden is.

Niet zo aardig, maar dat is blijkbaar normaal.

Dini Commandeur


 

Design and implementation by Focusys